Primaire gegevens
Auteur: Frederik van Eeden
- Titel / ondertitel: De kleine Johannes
- Jaar van uitgave: 1887
Samenvatting
1. Johannes woont in een oud huis met een grote tuin. Tijdens zijn wandelingen met zijn
vader stelt hij vaak domme vragen ('waarom is de wereld zoals zij is?'). Hij bidt vaak om een
wonder, waarvan hij weet dat het er ooit aan zal gaan komen.
2. Als Johannes met zijn hond Presto op de vijver drijft komt er een blauwe waterjuffer aan
die verandert in een elf. Hij heet Windekind en wil Johannes z'n vriend worden, op
voorwaarde dat Johannes nooit zijn naam aan een mens vertelt. Door een kus van
Windekind wordt Johannes kleiner en verstaat plotseling de taal van planten en dieren.
Windekind zal hem de wonderen der natuur laten zien, beter dan de schoolmeesters doen.
In een krekelschool leert Johannes dat krekels bovenaan alle dieren staat omdat ze kunnen
vliegen, springen en kruipen. En de mens staat zeer laag omdat het dat niet kan. Hierna
voert Windekind hem naar een feest in een konijnehol, ten bate van dieren die het
slachtoffer zijn geworden van mensen. Johannes krijgt van de elvenkoning Oberon een
gouden sleuteltje, dat op een kistje past waarin schatten zitten. Ze verlaten het feest als
Johannes begint te lachen om de manier waarop de dieren dansen. Ze vallen buiten in slaap.
3. De volgende dag begint Presto Johannes te zoeken, hij vindt hem in de duinen. Johannes
denkt dat hij gedroomd heeft maar vindt het sleuteltje in zijn hand. Thuis moet Johannes zijn
vader beloven niet meer weg te lopen, maar Johannes wil niks beloven. Op school heeft
Johannes zijn hoofd er niet bij. Na een paar dagen ontmoet hij Windekind weer en samen
gaan ze het sleuteltje veilig opbergen omdat Johannes zijn wasdag eraan kwam en dan zijn
sleuteltje zichtbaar zou zijn en zijn vader hem dan thuis zou houden.
4. Na drie weken wil Johannes Windekind zien en een duif geeft hem een veertje waardoor
hij kan vliegen. Duiven leiden hem naar Windekind en samen bezoeken zij de mieren. De
mieren bereiden zich voor te strijden tegen de Strijdmieren (zij noemen zichzelf
Vredemieren, maar alle mieren zijn even oorlogszuchtig en noemen zichzelf zo). In het bos
ziet Johannes hoe een groep mensen de rust verstoort. Daardoor wordt Johannes bedroefd
en besluit bij Windekind te blijven.
5. Windekind vertelt Johannes over de kabouters en Johannes wil ze zien. Hij ontmoet Wistik
die een kruisspin uit een boekje voorleest over Kribbelgauw, de held van de kruisspinnen.
Kribbelgauw is in de boekjes voor andere dieren juist een monster. Johannes wil weten in
welk boekje de waarheid staat. Wistik weet van een 'waar boekje, hij zoekt er al zijn hele
leven naar. Wistik verdwijnt en Windekind zegt dat dat boekje niet bestaat en dat hij niet
naar Wistik moet luisteren, maar Johannes blijft over dat boekje denken.
6. Windekind zegt dat Wistik al veel mensen naar dat boekje heeft laten zoeken en hen zo
ongelukkig gemaakt. Maar Johannes wil antwoorden op zijn vragen en gaat terug naar
Wistik. Wistik zegt dan 'Mensen hebben het gouden kistje, elfen hebben de gouden sleutel,
elvenvijand vindt het niet, mensenvriend slechts opent het. Lentenacht is de rechte tijd, en
roodborstje weet de weg.' Johannes denkt dat hij de aangewezen persoon is het kistje te
vinden, gaat terug naar Windekind maar vindt hem niet.
7. Johannes dwaalt verdrietig door het bos. Hij komt aan bij een tuinman, waar hij mag
blijven gedurende de winter. Daar lezen ze uit een boek waarin over God gesproken wordt,
maar dit is volgens Johannes niet het 'ware boekje.
8. In de lente ontmoet hij een blond meisje, Robinetta met haar roodborstje. Hij brengt een
leuke tijd met haar door. Wistik herinnert Johannes eraan het boekje te vinden. Robinetta
zegt te weten waar het is.
9. Robinetta's vader laat Johannes de bijbel zien in de veronderstelling dat dat het boek is
waar Johannes naar zoekt. Maar Johannes zegt dat dat niet het ware boek is want anders
zou er vrede zijn en dat is er niet. Hij zegt dat hij geen eerbied heeft voor God. De vader
wordt kwaad en stuurt Johannes weg. Johannes gaat dan het boekje zoeken maar vindt het
niet. Hij vindt wel het mannetje Pluizer. Hij zegt dat hij een vriend van Wistik is en meer weet
dan Wistik. Hij zegt dat Windekind nog veel dommer is dan de kabouter. Johannes zou alle
gedroomd hebben. Alleen hij, Pluizer, bestaat echt en zal Johannes helpen het 'ware boekje
te vinden.
10. Als Johannes wakker wordt is hij in een kamertje van Pluizer in de stad. Hij ontmoet
Pluizer's vriend Hein. Daarna brengt Pluizer hem naar zijn leerling dokter Cijfer, die bezig een
konijn te onderzoeken. Pluizer vertelt dokter Cijfer over het boekje dat Johannes zoekt.
Dokter Cijfer wil Johannes wel helpen als hij sterk is en niet klein en teerhartig.
11. Pluizer toont Johannes de armoede en ellende van het mensenbestaan in de stad. Ze
gaan naar een dansfeest en Pluizer laat de ijdelheid en verveling achter de lachende mensen
zien. De rondleiding eindigt op het kerkhof. Ze worden voorgegaan door een worm en
bekijken het graf van een vrouw die op het feest was van binnen. Het is nu een halve eeuw
later want voor Pluizer bestaat geen tijd. Ze bezoeken een paar andere graven en op het
laatst het graf van Johannes, waarop hij flauwvalt.
12. De volgende ochtend zijn ze terug bij dokter Cijfer en begint Johannes met leren. Hij doet
dat maanden lang maar hoe meer hij leert hoe duisterder het wordt. Cijfer laat niet toe dat
Johannes iets bewondert, als een bloem. Cijfer leert hem dat dat ondoelmatig is. Zijn
verlangen naar Windekind en Robinetta nemen ook langzamerhand af. Ondertussen laat
Pluizer hem de zinloosheid zien van alles. Johannes voelt zich hulpeloos, als een verminkt
insekt die aan een touwtje zit waaraan Pluizer trekt. Pluizer zegt dat Johannes het sleuteltje
met het boekje vergeten moet, hij moet net zo worden als dokter Cijfer.
13. In het voorjaar verlangt Johannes naar de duinen. Hij gaat naar de duinen als zijn vader
op sterven ligt. Nadat zijn vader overleden is wil Pluizer hem opensnijden om te zien wat er
mis was. Dan komt Johannes voor het eerst in verzet tegen Pluizer en Pluizer verdwijnt. Bij
het sterfbed zit Hein en hij prijst Johannes en zegt dat Pluizer niet meer terug zal komen.
Johannes wil met Hein mee maar Hein weigert: Johannes hield van mensen hoewel hij dat
zelf niet wist.
14. Johannes maakt een keuze tussen Windekind en de mens. Uiteindelijk verlaat hij
Windekind en gaat zijn keuze naar de mensheid. Johannes gaat met een mens mee, zodat hij
vervolgens verder kan gaan met zijn leven.
Recensie / beoordeling
Ik vond het niet zo’n heel leuk boek, omdat ik het een beetje een saai verhaal vond. het
verhaal is erg fantasierijk en dat spreekt me eigenlijk niet zo aan. Het gaat over Johannes die
niet echt gelukkig is in zijn eigen leven, dan komt er een elfje en neemt hem mee zijn wereld
in. Hier beleefd Johannes allerlei avonturen.
Ik kon me niet zo goed inleven in het verhaal en in de hoofdpersoon, omdat het niet gaat
over de echte wereld.
Ik vond het niet zo’n leuk verhaal, waardoor ik me ook minder goed kon inleven in het
verhaal en ik er ook niet zo veel van kan onthouden.
Ik vond wel dat het verhaal in duidelijke taal geschreven was. Omdat het boek zo oud is
staan er wel veel woorden in die nu niet meer zo snel gebruikt worden. Dit maakte het boek
wel wat moeilijker om te lezen. maar over het algemeen was het verhaal wel goed te volgen.
Handelingen
In het boek is er een duidelijke tegenstelling van ruimten: de natuur tegenover de stad. Het
huis waar Johannes woont -met z'n familie en z'n huisdieren: Presto de hond en de kat
Simon- ligt dicht bij zee in een duin- en bosrijke omgeving. Voor Johannes is dit zijn wereld
en daar voelt hij zich gelukkig. De tochten met Windekind vinden daar ook plaats. In de grote
stad voelt Johannes zich ongelukkig, het stinkt er, de stad is groot, armoedig, druk, ellendig
en vol ziektes. Johannes ervaart het als een plaats waar geen mens gelukkig kan worden.
Het verhaal is chronologisch verteld. Soms zijn er flash-backs waarin Johannes terugdenkt
aan eerdere ervaringen. De vertelde tijd is twee jaar, met sprongen in de tijd en
tijdsverdichting. De verteller vertelt het verhaal achteraf. Het speelt af in de negentiende
eeuw, omdat er over industrialisatie gesproken wordt, maar nergens wordt er een duidelijke
tijdsaanduiding gegeven. Het verhaal is in de verleden tijd geschreven.
Het verhaal is verdeeld in 14 genummerde hoofdstukken.
Het verhaal is opgebouwd door gesprekken tussen personages. Het verhaal is dus
opgebouwd uit dialogen. Doordat het verhaal In 1884 geschreven is, is de schrijfstijl van
deze dialogen erg oubollig. Er wordt gebruik gemaakt van oud-Nederlands, waardoor het
verhaal af en toe erg lastig is om te lezen. De spelling en de grammatica stammen namelijk
nog uit de tijd van de 19e eeuw.
Doordat het verhaal opgebouwd is uit dialogen, wordt er geen overmatig gebruik gemaakt
van details. Wel wordt er wel uitvoerig gebruik gemaakt van bijvoeglijke naamwoorden.
Opbouw van spanning
Er zit niet echt veel spanning in het boek.
Het enige wat ik me wel steeds afvroeg in het verhaal was Wat gaat er nu gebeuren?
Johannes komt in zo veel situaties terecht met steeds nieuwe personages waardoor je je
steeds afvraagt wat Johannes nu weer te weten gaat komen.
De enige spanning in het boek was of Johannes het boekje wat hij wilde zoeken ook zou
vinden.
De tijd in het verhaal
Het verhaal is vanuit verschillende fases opgebouwd. De eerste fase van het verhaal is de
kindertijd van Johannes. In deze tijd leert hij Windekind kennen. Omdat Johannes nog een
kind is ziet hij de hele wereld als een kind: alles is mooi en er bestaan geen zorgen over het
leven. Johannes maakt zich in die tijd dan ook helemaal nergens druk om. De tweede fase in
het verhaal is de puberteit van Johannes. In die tijd verandert er ineens het één en ander
aan zijn lichaam en wordt hij verliefd op Robinetta. In de derde fase is Johannes volwassen
en ondervindt hij wat de dood inhoudt. In die tijd overlijdt de vader van Johannes.
De tijd waarin het verhaal geschreven is en de kenmerken van de literatuur
uit die tijd
Het boek is voor het eerst gedrukt in 1887. Maar het verhaal verscheen al eerder in De
Nieuwe Gids.
De nieuwe Gids is opgericht door de Tachtigers. In hun werk kwam het naturalisme en
impressionisme naar voren. Fredrik van Eeden was de veelzijdigste en productiefste
Tachtiger.
In deze tijd kwam ook de neoromantiek op. Dit was een reactie op het impressionisme en
naturalisme. In deze stroming krijgt het fantasievolle, wonderlijke en lieflijke weer de
overhand. In deze stroming bleef het noodlot bestaan, alleen was dit iets bovennatuurlijks
en geheimzinnigs, waar de mens geen invloed op had.
Literaire stroming, hoofdgenre, genre, subgenre
Het boek kan gerekend worden onder de stroming van de neoromantiek. In het boek speelt
het wonderlijke en fantasievolle een grote rol. Johannes is ook vaak eenzaam. Eenzaamheid
is een onderwerp typerend voor de neoromantiek.
Het hoofdgenre is epiek, omdat het een verhaal is, waarin tijd verstrijkt.
In het begin van het boek wordt er gezegd dat het een sprookje is dat waargebeurd is. In het
verhaal komen typische sprookjesfiguren voor, zoals: elven en kabouters. Ook is er een
duidelijke tegenstelling tussen goed en kwaad.
Het verhaal wordt gerekend tot het genre roman. Het is een sprookjesachtige roman.
Ook behoort het boek tot het impressionisme Dit is het duidelijkst omdat van Eeden
behoorde tot de Tachtigers die het impressionisme gebruikten. Dit zijn enkele kenmerken
die in het boek voorkomen:
- Er komen veel bijvoeglijk naamwoorden in voor. Ik zal enkele voorbeelden uit het
boek geven: fluisterende gesprekken, koele wind, rode gloed, levend purpervuur enz.
- Er komen neologismen in voor: Johannes geeft aan het begin van het boek elk object
een naam: de frambozenberg, een dirkjesbos, een aardbeiendal.
- Er zitten een aantal synesthesieen (het gelijktijdig reageren van twee zintuigen) in.
Een voorbeeld is: “donkere schaduwplekken” enz.
- Er wordt een sfeer of stemming besproken. In het gedeelte op het kerkhof is dit heel
duidelijk te merken: het is er heel donker en eng (sfeer) en Johannes wordt er bang
van (stemming).
- Het esthetisme zie je heel goed. Een voorbeeld: “Het zonlicht scheen vrolijk naar
binnen, deed duizenden stofjes glinsteren op zijn weg en vormde op de gewitte muur
lichte plekken, die met de wisseling der uren langzaam voortkropen.” Dit vind ik heel
mooi geschreven.
- Het is niet realistisch. Dit klopt want er komen elfen en kabouters in voor en dat kan
niet.
Bij het symbolisme gaan de schrijvers op zoek naar het niet-materiële en willen ze een ideële
wereld oproepen. Zij wilden ook de eenheid van mens en wereld uitdrukken. Ook wordt veel
gebruik gemaakt van symbolen.
Deze kenmerken zie je erg goed terug in het verhaal. Zo denkt Johannes dat hij in een ideële
wereld leeft, maar ontdekt hij dat de wereld niet zo ideaal is. Hier gaat hij dan naar op zoek.
Ook is Johannes, vooral in zijn kleutertijd, erg verbonden met de wereld. Hij voelt zich erg
verbonden met de natuur en vind de wereld erg mooi
Er wordt in het boek veel gebruik gemaakt van symbolen: Windekind is het symbool voor de
kleuter Johannes, Wistik voor de puber Johannes en Pluizer voor de volwassene Johannes.
Hoofdpersonages
Johannes:
Hij is de hoofdpersoon. Hij is een kleine jongen met een grote fantasie en een grote liefde
voor planten en dieren. Hij vraagt en zoekt (naar waarheid). In het verhaal groeit hij op van
kind tot jong volwassene, hij ontmoet daarbij achtereenvolgens Windekind, Wistik,
Robinetta, Pluizer, de Dood, dokter cijfer en een menselijk gestalte zonder naam. Zij oefenen
allemaal een tijdelijke of blijvende invloed op hem uit. Het zijn allemaal allegorische
bijfiguren.
Windekind:
Hij is een elf en zoon van de zon. Hij leert Johannes alles van de natuur, leert hem de
planten/dierentaal te verstaan, maar vervreemdt hem van de mensen. Windekind, en bijna
alle dieren en planten, haat mensen, hij vindt hen lomp, dom en heerszuchtig. Hoewel
Johannes een mens is laat Windekind hem toch alles zien omdat hij zijn vriend is.
Wistik:
Hij is de meest wijze van de kabouters, maar praat te veel. Wistik spoort de naar waarheid
zoekende Johannes aan om het 'ware boekje te zoeken, wat gedoemd is te mislukken.
Windekind wil niet dat Johannes naar Wistik luistert, maar doet dit toch en Windekind
verlaat hem.
Pluizer:
Hij symboliseert samen met zijn leerling dokter Cijfer de materialistische wetenschap. Hij
ontkent het bestaan van alles wat bovenmenselijk is, heeft minachting voor gevoelens en
vindt het leven zinloos. Pluizer leert Johannes alles van de zin van het bestaan en de dood.
Hein, de dood:
Pluizer brengt Johannes met hem in contact. Eerst is hij bang voor hem, maar later wil
Johannes zelfs dat hij hem meeneemt opdat hij Windekind terugvindt.
Perspectief
De schrijver gebruikt de situatie van de auctoriale verteller. Hij richt zich rechtstreeks tot de
lezer en weet meer dan Johannes. De verteller beschrijft nauwkeurig de gevoelens van de
hoofdpersoon en beschrijft andere personen door de ogen van Johannes.
Titelverklaring
Titel: De kleine Johannes.
De titel heeft betrekking op de voornaamste persoon uit het boek; Johannes. Ook kan de
titel slaan op het Johannes evangelie, omdat beide hetzelfde doel hebben, namelijk een
betere wereld proberen te zoeken.
Thema en motieven
Thema: de geestelijke ontwikkeling van kind naar volwassenen.
Hoe de geestelijke ontwikkeling van een kind naar volwassenheid op symbolische wijze
getekend wordt. Het kind wordt voortdurend beziggehouden door vragen (over zin van het
leven, geluk/verdriet, leven/dood, en het waarom van alles). Het antwoord hierop leidt tot
de essentie van het leven, maar ook tot de dood. Uiteindelijk wil hij niet meer zoeken maar
gaat een leven leiden in dienst van de mensheid.
Motieven: de levensfasen van de mens, contrasten (goed/kwaad, idealisme/materialisme),
het verkleiningsmotief; kritiek op de mensenmaatschappij, het zoeken naar geluk,
positivisme.
De tegenstellingen tussen de stad en de natuur, fantasie en wetenschap spelen een
belangrijke rol.
Ook het begrip dat elke figuur voorstelt: Windekind stelt de ongerepte kinderfantasie, liefde
voor de natuur en het verlangen naar schoonheid voor. Wistik symboliseert de drang naar
het kennen en begrijpen van alle aspecten van het leven en de dwaalweg van het zoeken
naar kant-en-klare antwoorden op alle vragen ('het ware boekje"). Robinetta is het symbool
voor de beginnende seksualiteit. Pluizer en dokter Cijfer stellen het rationalistisch denken
voor. De laatste symbolische figuur is de Ongenoemde die hij volgt op weg naar de stad om
daar de lijdende mensheid te helpen.
Stijlfiguren en beeldspraak
Het verhaal is een allegorisch sprookje, dat betekent dat abstracte begrippen worden
voorgesteld als personen. -> personificatie.
Het avontuur van de kleine Johannes symboliseert eigenlijk de jeugd van Van Eeden en van
andere mensen. De bewering aan het begin, dat het allemaal echt gebeurd is, moet dan ook
serieus worden genomen. De vier hoofdfiguren (Windekind, Wistik, Pluizer en Cijfer)
symboliseren de verschillende stadia van Van Eedens jeugd. Windekind staat voor Van
Eedens kinderlijke fantasie, Wistik voor zijn drang naar antwoorden naarmate hij ouder
wordt, en Pluizer en Cijfer staan voor het materialisme waarmee Van Eeden vooral op de
universiteit in aanraking kwam. Van Eeden ís eigenlijk de kleine Johannes die opgroeit in een
wereld vol verschillende standpunten.
Motto
Geen motto.
Maak jouw eigen website met JouwWeb